Met de inwerkingtreding van het pakket "Meer woningen" werd de overgrote meerderheid van de huurcontracten voor woningen vóór de RAU (die op 18 november 1990 in werking trad) in de praktijk voor het leven gesloten. Tot wet nr. 56/2023 van 6 oktober was het voor verhuurders mogelijk om de overgang van huurcontracten te veroorzaken (zelfs als deze onderworpen waren aan een overgangsperiode van huurbevriezing) waarin huurders zich in een van de volgende situaties bevonden:
Met deze wet zijn huurovereenkomsten met huurders in een van deze situaties nu levenslang bevroren en kunnen ze alleen jaarlijks worden bijgewerkt op basis van de door het INE gepubliceerde coëfficiënten, noch kunnen de huurprijzen worden bijgewerkt op basis van de VPT van de eigendommen. Na deze levenslange bevriezing werd DL nr. 132/2023 van 27 december gepubliceerd, waarin een vergoeding voor verhuurders wordt vastgesteld, in die zin dat het bedrag dat overeenkomt met het verschil tussen de bijgewerkte waarde op basis van de VPT van het onroerend goed en de effectieve waarde van de door de huurder betaalde huur rechtstreeks door de IHRU wordt betaald.
Als een woning bijvoorbeeld een VPT van € 90.000 heeft, was het maandelijkse bedrag tot maximaal € 500 tot maximaal het huurbedrag vóór het pakket "Meer woningen" (op enkele uitzonderingen na). Aangezien de huidige daadwerkelijk betaalde huur dus € 150,- is, heeft de verhuurder recht op een maandelijkse vergoeding van € 350,-.
De IHRU zei dat er 2900 verzoeken om compensatie zijn ingediend, met een gemiddelde waarde van € 215.76, en dat de compensatie in oktober zal worden uitbetaald, met terugwerkende kracht tot de datum van het verzoek (en de maatregel is van kracht geworden op 1 juli). Deze maatregel is geldig voor 12 maanden vanaf het verzoek en kan voor gelijke perioden worden verlengd.